Levenseindecounselors wijzen de cliënt nadrukkelijk op het belang naasten te betrekken bij de levenseindebegeleiding – zeker als die begeleiding in de richting gaat van een zorgvuldig voor te bereiden en uit te voeren levensbeëindiging in eigen regie.
Het is bekend dat betrokkenheid bij of het op de hoogte zijn van de aanstaande levensbeëindiging, de periode van rouw ten goede komt. Niets is pijnlijker voor naasten om het overlijden achteraf én onverwacht te vernemen. Maar het is niet aan de counselor om anderen bij gesprekken te betrekken. Het initiatief daartoe ligt bij de cliënt. De cliënt kan zelf aangeven dat het voor hem onmogelijk is – bijvoorbeeld omdat onderlinge relaties binnen gezin en familie niet zodanig zijn dat er vertrouwen, begrip of acceptatie is. Er zijn ook cliënten die naasten er per definitie níet bij willen betrekken. Niettemin wijzen counselors hun cliënten erop oog te hebben voor de effecten van de levensbeëindiging op hun naasten en samen met hun cliënten onderzoeken zij de wijzen waarop naasten te informeren zijn. Cliënten zijn daar niet toe te dwingen – zij maken hun eigen afwegingen. |
De eigen verantwoordelijkheid die de cliënt heeft om naasten te informeren, laat zich dus niet overdragen naar de counselor.
De counselor legt geen verantwoording af aan naasten & nabestaanden over (de totstandkoming van) het besluit van de cliënt en geeft zeker geen inhoudelijke informatie over de gevoerde gesprekken. Tussen de cliënt en de counselor bestaat een vertrouwensrelatie met geheimhouding – ook ná het overlijden. Indien naasten & nabestaanden een counselor benaderen om navraag te doen over een eventuele betrokkenheid, verwijst de counselor de naasten & nabestaanden door naar een collega-counselor die in algemene zin de begeleiding kan toelichten. |